Bron: Meubel+
Kees Hoogendijk (directeur Koninklijke CBM) heeft tijdens de EFIC Furniture Day het initiatief Wood Loop gepresenteerd. Wood Loop is een inzamel- en hergebruiksysteem van houtafval, opgezet door CBM i.s.m. Baars & Bloemhoff. Het materiaal wordt op verschillende bedrijven bijeen gebracht en afgevoerd naar een producent waar de houtresten worden verwerkt tot nieuw spaanplaat.
CBM legde in december 2021 onder de naam Wood Loop een plan op tafel om op de werkvloer het hergebruik van restmaterialen te stimuleren. Sinds februari wordt er met het initiatief proefgedraaid. Na de zomer worden de bevindingen van de testfase bekend gemaakt en volgt er meer informatie over het project. Wood Loop is ontwikkeld om partijen die hout verwerken te stimuleren om restanten van MDF en spaanplaat op een overzichtelijke en betaalbare manier te recyclen. De vereniging claimt dat Wood Loop het proces van hergebruik korter en efficiënter maakt.
Actie van bedrijven
Van bedrijven die deelnemen aan Wood Loop wordt wel actie verwacht. Fabrikanten dienen zelf de onderdelen van de houtafvalstroom in hun bedrijf te scheiden naar de aard van het materiaal. En de houtrestanten moeten worden verzameld in zogeheten Wood Loop-kratten. Voor elke volle krat wordt een lege teruggeplaatst. In een krat, formaatje Europallet, past een kubieke meter hout. Volgens een berekening van CBM staat die inhoud aan gewicht voor 360 kilo secundair spaanplaat of 410 kilo MDF. ‘Secundair’ houdt in dit verband in dat het materiaal een tweede bestemming tegemoet gaat.
Hoogendijk wees in zijn Europese presentatie op de app die voor Wood Loop is ontwikkeld. De partij die de volle krat komt ophalen zet er een lege voor terug. De haal- en brengoperatie wordt in gang gezet door de combinatie te activeren van de QR-code op de krat en een applicatie op de smartphone.
Waarde
Hoogendijk onderstreepte behalve de waarde van Wood Loop voor beleidsvorming rond duurzaamheid en hergebruik ook het economisch aspect van het systeem. ‘Als we reststoffen naar de afvalverwerker blijven brengen, dan verliezen we materialen en geld’ vindt hij. De CBM-directeur ziet ook mogelijkheden om op termijn de systematiek van Wood Loop over te brengen naar de consumentenmarkt. Net zoals volgens Hoogendijk het initiatief een verfijning betekent van het productieproces, zouden ‘in een volgende fase’ consumenten gestimuleerd kunnen worden overbodig geworden producten bijeen te brengen ‘in een hub’. Daar zouden gebruiksvoorwerpen gedemonteerd kunnen worden. Herbruikbare onderdelen kunnen worden ingezet voor een volgende bestemming. ‘Hang er een certificaat aan zodat duidelijk is welke producten voor demontage geschikt zijn.’
Nationale organisaties van werkgevers in meubelindustrie en interieurbouw werken op Europees niveau samen in EFIC. Deze lobbyclub zat vorige maand met de achterban bijeen in een hotel in Brussel. Tijdens die bijeenkomst werd onder meer de betekenis voor de bedrijfstak besproken van Europese plannen om de Europese industrie te verduurzamen.
Voorbereiding
De komende acht jaar gelden als voorbereiding op die verdere verduurzaming. De Europese Commissie diende dit voorjaar een voorstel in als opmaat naar een verordening om daar vanaf 2030 vaart mee te maken. Meubel+ wist dat al eerder te melden. De Commissie komt eind 2022 met een overzicht van branches die kunnen fungeren als speerpunten in zo’n verdere verduurzaming van de industrie. De Europese meubelfederatie EFIC heeft zich al als kandidaat voor de lijst gemeld. De Commissie werkt eveneens aan maatregelen om de rol van de consument te versterken bij deze groene transitie.
Europees actieplan
De EC kwam eerder al met een actieplan voor de circulaire economie, onderdeel van de Green Deal. In dat plan wordt een aanscherping van de regelgeving aangekondigd. Een versterking is nodig om ‘zo goed als alle fysieke goederen op de EU-markt gedurende de hele levenscyclus milieuvriendelijker, meer geschikt voor hergebruik en energie-efficiënter te maken’, aldus de Commissie.
Met de voorstellen waar nu aan gewerkt wordt, wil de EC middelen hebben om in de EU ‘een echte circulaire economie tot stand te brengen’. Daarmee zou de Unie minder ‘afhankelijk (worden) van energie- en hulpbronnen, beter bestand zijn tegen externe (economische) schokken en goed zijn voor de natuur en voor de menselijke gezondheid’.
Actievere rol
Met de opmerking van Hoogendijk om demontage-hubs in te richten waarconsumenten gecertificeerde producten kunnen inleveren, lijkt de CBM-directeur zich achter de inzet te scharen van de Europese Commissie. Want ook de EC kent immers consumenten een actievere rol toe in het hergebruikverhaal. Dat impliceerde althans algemeen directeur Cathy Dufour van de Franse werkgeversorganisatie l’Ameublement Français. Dufour sprak op hetzelfde podium als Hoogendijk. Zij wees op het voornemen van de Europese Commissie om aan meubels, geproduceerd in Europa, een digitaal paspoort te verbinden. ‘Fabrikanten én gebruikers kunnen daarmee de samenstelling, de aard en de herkomst van producten vinden die in het betreffende meubel zijn verwerkt. En daarmee dus de mogelijkheden aflezen voor hergebruik en de mate van duurzaamheid.’ De Française kwam in haar bijdrage aan de discussie met óók een suggestie. Zij riep op om mogelijkheden te verkennen van meubelverhuur in de verdere verbetering van hergebruik van grondstoffen. ‘Verhuurmeubels komen na verloop van tijd terug bij de partij die ze beschikbaar heeft gesteld. Deze partij draagt zorg voor renovatie of demontage. In de volgende fase van het circulaire proces kunnen meubels opnieuw aan de markt worden aangeboden.’
Beroepsonderwijs
CBM-directeur Kees Hoogendijk roept instellingen voor beroepsonderwijs op om in het scholingsaanbod meer alertheid te laten zien omtrent ontwikkelingen in het werkveld. Er wordt volgens hem momenteel binnen bedrijven zoveel kennis vergaard en deskundigheid opgebouwd rond duurzaam en circulair produceren, dat dat ‘implicaties moet hebben voor het beroepsonderwijs’. Hij meent dat ‘nieuwe kennis’ terug te vinden dient te zijn in opleidingen voor functies in de meubelindustrie en de interieurbouw. Hoogendijk vindt dat dat in de Nederlandse situatie ‘niet overal gebeurt’.
Zorgen
Hoogendijk sprak zijn zorgen over dit onderwerp uit tijdens een bijeenkomst van de EFIC in Brussel. EFIC is het Europees samenwerkingsverband van nationale werkgeversorganisaties in de meubel- en interieursector. Programma’s in het onderwijs dienen volgens hem aan te sluiten bij de jongste praktijk op de werkvloer. Hoogendijk verscheen op het Europese podium als werkgeversvoorman. Met zijn opmerkingen over de actualiteit van het aanbod van beroepsopleidingen, leek hij zich vooral uit te spreken als onderwijsvoorman. Hoogendijk is vicevoorzitter van de raad van toezicht van het hout- en meubileringscollege HMC mbo vakschool
Lees hier het artikel in Meubel+