Zelfstandigenaftrek
Vorig jaar was al besloten de aftrekbaarheid van de zelfstandigenaftrek vanaf 2020 stapsgewijs af te bouwen tot het tarief van de eerste schijf in de inkomstenbelasting (37,05%). Het voordeel van de verlaging van de inkomstenbelasting wordt op die manier bij zelfstandigen deels teruggenomen. In aanvulling daarop heeft het kabinet besloten de hoogte van de zelfstandigenaftrek terug te brengen met €2.000 in stapjes van €250 per jaar. De opbrengst van deze maatregel wordt naar verwachting gebruikt in het kader van de hervorming zzp.
Verruiming van de werkkostenregeling
De werkkostenregeling wordt verruimd met €100 mln, zoals door ons bepleit. In het voorstel wordt de werkkostenregeling zodanig aangepast dat er meer vrije ruimte komt voor ‘kleinere’ werkgevers en werkgevers met relatief veel parttimers en/of lage loonsommen. Daarmee kunnen kleine werkgevers iets extra’s doen voor hun medewerkers. Het gaat dan bijvoorbeeld om extern georganiseerde personeelsfeesten, uitjes en jubilea. Werkgevers met een hogere loonsom profiteren ook van de extra vrije ruimte, maar naarmate een werkgever meer personeel heeft, zal de extra vrije ruimte per medewerker lager uitvallen. Concreet stelt het kabinet een twee-schijvensysteem voor bij het vaststellen van de vrije ruimte. Tot een loonsom van €400.000 (ca. 12 fte) zal een hoger percentage (1,7%) worden toegepast, waardoor werkgevers tot 42% extra vrije ruimte tot hun beschikking krijgen.
Aanpassen verhuurderheffing
Binnen de verhuurderheffing worden twee maatregelen voorgesteld, die dienen om de bouw van (tijdelijke) woningen te stimuleren. De eerste maatregel is een structurele heffingsvermindering voor nieuwbouw van woningen met een huur onder de laagste aftoppingsgrens van de huurtoeslag in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is (heffingsvermindering nieuwbouw). Bij de tweede maatregel gaat het om een tijdelijke vrijstelling voor tijdelijke woningen die gerealiseerd worden in de periode 2020-2024 (vrijstelling tijdelijke woningen). Hiervoor is een budget van circa €100 mln per jaar beschikbaar.
Zzp-maatregelen
Het kabinet werkt aan twee wetsvoorstellen die op 1 juli 2021 in werking moeten treden. Het eerste betreft de invoering van een minimumtarief per uur van €16. Het kabinet beoogt daarmee een vangnet te scheppen voor zzp’ers aan de onderkant van de markt. Daarnaast wordt een zelfstandigenverklaring ingevoerd: bij een minimumarbeidsbeloning van €75 per uur heeft deze als gevolg dat de opdrachtgever wordt gevrijwaard van loonheffing en premieheffing en dat de opdrachtnemer afstand doet van het recht op een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen. Ook kunnen door de zelfstandigenverklaring de aanspraken van de werkende op arbeidsrechtelijke bescherming worden beperkt tot een zogenaamd arbeidsrechtelijk ‘basisregime’; ook cao-bepalingen gelden dan niet. Er zal worden gewerkt aan de uitwerking van de afspraak uit het pensioenakkoord, dat er een vorm van arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zpp-ers komt.
Loondoorbetaling bij ziekte
De loondoorbetalingsplicht bij ziekte wordt makkelijker, duidelijker en goedkoper gemaakt. Verzekeraars hebben de MKB-verzuimontzorgverzekering verder ontwikkeld die vanaf nu wordt
aangeboden. Daarnaast zal per 1 januari 2021 een aantal wettelijke wijzigingen van kracht worden. Zo ontvangen ondernemers vanaf die datum een tegemoetkoming in de kosten van het tweede ziektejaar van €1000 tot €1300 per bedrijf. Daarnaast wordt het medisch advies van de bedrijfsarts leidend bij de RIV-toets. Tot slot wordt gewerkt aan meer duidelijkheid rondom de inzet van het tweede spoor. Al deze wetgeving wordt momenteel nader uitgewerkt.
Evaluatie Arbeidsomstandighedenwet
Het kabinet zal de Arbeidsomstandighedenwet in 2020 evalueren. Daartoe wordt een aantal onderzoeken in 2019 en 2020 uitgevoerd. Met name zal dan ook worden bezien hoe de wetswijzigingen van 1 juli 2017 uitwerken.
Maatregelen voor betere naleving Risico-inventarisatie en -evaluatie
Het kabinet constateert dat de naleving van de Risico-inventarisatie en -evaluatie (Ri&e) door bijna de helft van het aantal werkgevers wordt gedaan. Tegelijkertijd valt ongeveer 80% van alle werknemers onder een risico-inventarisatie en -evaluatie. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doet onderzoek naar mogelijkheden voor verbetering van de naleving. Een belangrijk richtsnoer daarbij is de werkgever als vertrekpunt te nemen.
Veranderende arbeidsrelaties en Arbeidsomstandighedenwet
De diversiteit in arbeidsrelaties is in de loop van de jaren toegenomen, terwijl de Arbeidsomstandighedenwet onveranderd is gebleven. De Arbeidsomstandighedenwet gaat uit van een traditionele werkgeverswerknemersrelatie. De SER voert een verkenning uit naar de
arbeidsomstandigheden in relatie tot de verschillende typen arbeidsrelaties.
Die verkenning moet mede de opmaat vormen voor een advies over wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet, die rekening houdt met de verschillende typen arbeidsrelaties.
Wet arbeidsmarkt in balans
Op 1 januari a.s. treedt de Wet Arbeidsmarkt in balans (Wab) in werking. De wet regelt aanpassingen op het terrein van het ontslagrecht en tijdelijke contracten (ketenregeling/WW-premie). Met de Wet werk en zekerheid (Wwz) uit 2015 zijn eerste stappen gezet, maar de Wab moet meer balans brengen. Het gaat hierbij onder andere om aangekondigde maatregelen rond de positie van zelfstandigen, de verplichtingen van werkgevers in verband met arbeidsongeschiktheid en ziekte en het stimuleren van een leven lang ontwikkelen.
Premies
Als gevolg van de Wab zijn er vanaf 2020 twee premietarieven binnen het Awf: een laag tarief voor vaste dienstverbanden en een hoog tarief voor flexibele dienstverbanden. Het lage tarief wordt voorlopig vastgesteld op 2,94 procent en het hoge tarief op 7,94 procent. De gemiddelde AWfwerkgeverspremie bedraagt 4,19 procent. Definitieve vaststelling van de AWf-premie vindt plaats in oktober. De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 6,79 procent. Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.
Lage inkomensvoordeel
In het kader van de afspraken over de vernieuwing van het pensioenstelsel wordt het Lage inkomensvoordeel (Liv) per 2020 niet meer gedifferentieerd, maar generiek vastgesteld op €0,51 per verloond uur met een maximum van €1.000 per werknemer per kalenderjaar (in de bandbreedte 100-125% Wml). Het budget voor het Liv gaat van circa €500mln naar €360mln per jaar.
Wat het jeugd-Liv betreft, wordt per 2020 het gedifferentieerde bedrag gehalveerd en per 2024 helemaal afgeschaft. Het budget gaat daarmee van circa 100 mln naar 50 mln en in 2024 naar 0.
Wijzigingen transitievergoeding
In de Wab is geregeld dat werknemers al vanaf de eerste dag van het dienstverband recht hebben op een transitievergoeding. Met de voorgestelde wijziging bedraagt de transitievergoeding over de gehele duur van het dienstverband 1/3 maandsalaris per dienstjaar. De hogere opbouw bij dienstverbanden langer dan tien jaar wordt afgeschaft. Daarnaast worden kleine werkgevers voor het betalen van de transitievergoeding gecompenseerd als ze hun bedrijf beëindigen wegens pensioen of ziekte. Dit treedt vanaf 2021 in werking.
Veranderingen transitievergoeding
Een werkgever moet loon doorbetalen aan een zieke werknemer. Als de werknemer langer dan twee jaar ziek is, kan de werkgever ontslag aanvragen bij het UWV. De zieke werknemer heeft dan recht op een transitievergoeding. Werkgevers kunnen vanaf 1 april 2020 compensatie aanvragen als zij een werknemer ontslaan die langer dan 2 jaar ziek is. Zo voorkomt de overheid dat werkgevers te maken krijgen met een opeenstapeling van kosten na twee jaar loon doorbetalen aan zieke werknemers. De compensatieregeling geldt voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald. Lag het einde van de periode van twee jaar ziekte al vóór 1 juli 2015? Dan is geen compensatie mogelijk. Zo voorkomt de Rijksoverheid dat werkgevers te maken krijgen met een opeenstapeling van kosten na 2 jaar loon doorbetalen aan zieke werknemers. De compensatieregeling geldt voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald. Lag het einde van de periode van twee jaar ziekte al vóór 1 juli 2015? Dan is geen compensatie mogelijk.
Aanvullend geboorteverlof vanaf 1 juli 2020
Per 1 juli 2020 kunnen partners tot 5 weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Zij krijgen dan een uitkering ter hoogte van 70% van hun dagloon, tot 70% van het maximumdagloon. UWV betaalt deze weken verlof. De werknemer moet deze verlofweken opnemen binnen 6 maanden na de geboorte van het kind. Voorwaarde is wel dat een werknemer eerst het geboorteverlof van eenmaal het aantal werkuren per week opneemt. Ook moet een werknemer het verlof in hele weken aanvragen. In overleg met de werkgever kan de werknemer het aanvullend verlof over een langere periode dan 5 weken spreiden. Het is ook mogelijk om minder dan 5 weken aanvullend geboorteverlof op te nemen.
Pensioenstelsel
Werkgevers, vakbonden en kabinet zijn het na jaren eens geworden over hoe het nieuwe pensioenstelsel eruit moet zien; waaronder aanpassing van de AOW-leeftijd (minder snel omhoog) en voor mensen in zware beroepen (maatwerk om eerder uit te treden en investeren in duurzame inzetbaarheid). De afspraken uit het pensioenakkoord zullen we in de komende periode samen met het kabinet en vakbonden uitwerken (zoals de vormgeving van de nieuwe pensioencontracten, de aanpassing van het fiscale kader en de transitie naar een aangepast pensioenstelsel), zodat het kabinet in 2020 een wetsvoorstel kan indienen.
Wil je meer weten, lees dan de uitgebreide prinsjesdagnieuwsbrief_2019 van VNO-NCW/MKB Nederland of de standpunten op de website van MKB Nederland.