Op Prinsjesdag zijn de plannen voor 2023 bekend gemaakt, met een verzwaring van de lasten voor het bedrijfsleven en weinig duidelijkheid over compensatie voor de burger. Klein lichtpuntje is dat, in de algemen beschouwingen, ingebracht is om de vrije ruimte in de WKR nog verder te verruimen vanwege onder andere de gestegen energielasten en prijsinflatie. Veel werkgevers geven aan wat te willen doen ter compensatie van de gestegen kosten van hun werknemers. Dat zou via deze verruiming van de vrije ruimte in WKR beter mogelijk zijn.
Wij hebben een samenvatting gemaakt van de meest in het oog springende wijzigingen voor 2023.
(Hiervoor hebben wij gebruik gemaakt van publicaties van RendementOnline)
Vrije ruimte WKR stijgt per 2023 naar 1,92%
De vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) gaat per 1 januari 2023 waarschijnlijk omhoog naar 1,92% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Dit staat op Prinsjesdag nog niet in het Belastingplan 2023, maar zal het kabinet in een nota van wijziging bij het Belastingplan opnemen.
De inflatie is fors toegenomen, waardoor vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers duurder zijn dan voorheen, terwijl de loonsom (en daarmee de vrije ruimte) met minder is toegenomen. Vooral bij organisaties met weinig werknemers of met werknemers met lagere lonen zal daardoor de vrije ruimte niet altijd meer toereikend zijn, geeft het kabinet aan. Om hiervoor het midden- en kleinbedrijf tegemoet te komen, stelt het kabinet voor om de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom te verhogen met 0,22%-punt. Ook alle overige werkgevers kunnen van de verhoging profiteren. De vrije ruimte bedraagt in 2023 dan 1,92% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom, en over het meerdere 1,18%.
Zie hieronder in de tabel de vrije ruimte over de afgelopen jaren.
Jaar | Over de eerste € 400.000 van de loonsom |
Over het restant van de loonsom |
2023 | 1,92% | 1,18% |
2022 | 1,70% | 1,18% |
2021 – aangepast vanwege corona | 3,00% | 1,18% |
2020 – aangepast vanwege corona | 3,00% | 1,20% |
2019 | 1,20% | 1,20% |
Kamer vraagt om extra verhoging vrije ruimte per 2023
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen die volgden op Prinsjesdag heeft de Tweede Kamer twee moties aangenomen waarmee de Kamerleden het kabinet verzoeken de vrije ruimte van de werkkostenregeling in 2023 eenmalig uit te breiden naar 3%. Dit verzoek is gedaan in het kader van de stijgende (energie)kosten voor het midden- en kleinbedrijf. Het is nu aan het kabinet om te beslissen wat er met de aangenomen moties gebeurt. Het kabinet is niet verplicht deze uit te voeren. Nu is het eerst nog wachten op de officiële aankondiging van de verruiming van de vrije ruimte met 0,22%-punt. Het was het kabinet nog niet gelukt om het uitgewerkte voorstel voor deze verruiming op Prinsjesdag al mee te sturen met het Belastingplan 2023. Het voorstel volgt daarom zo snel mogelijk in een nota van wijziging.
Onbelaste thuiswerkvergoeding iets omhoog per 2023
De onbelaste thuiswerkvergoeding stijgt per 1 januari 2023 hoogstwaarschijnlijk van € 2 naar € 2,13. Op Prinsjesdag heeft het kabinet in het Belastingplan 2023 geen extra verhoging voorgesteld.
Over de hoogte van de onbelaste thuiswerkvergoeding staat in het Belastingplan 2023 niets, zoals viel te verwachten. De staatssecretaris van Financiën gaf eerder al in antwoord op Kamervragen aan dat de onbelaste thuiswerkvergoeding per 1 januari 2023 de tabelcorrectiefactor zal volgen. Deze inflatiecorrectie wordt eind december bekendgemaakt en toegepast in de Bijstellingsregeling die in de Staatscourant wordt gepubliceerd. Waarschijnlijk bedraagt de gerichte vrijstelling voor de vergoeding van thuiswerkkosten per 1 januari 2023 € 2,13 per dag.
Onbelaste reiskostenvergoeding bedraagt € 0,21 per 2023
Het bedrag dat een werkgever per zakelijke kilometer onbelast kan vergoeden aan de werknemer stijgt per 1 januari 2023 voor het eerst sinds 2006. Het bedrag van € 0,19 per kilometer stijgt naar € 0,21 per kilometer. Per 1 januari 2024 stijgt dit verder naar € 0,22.
Voor de onbelaste vergoeding van de reiskosten is niet afgesproken dat deze jaarlijks wordt geïndexeerd, zoals bijvoorbeeld wel het geval is voor de onbelaste thuiswerkvergoeding. Daardoor kon het bedrag jarenlang blijven staan op € 0,19.
Aanwijzen als eindheffingsloon
Als de werkgever voldoet aan de voorwaarden, gaat de fiscus er tot en met het maximum van € 0,21 per kilometer van uit dat de werkgever die vergoeding heeft aangewezen als eindheffingsloon. Geeft een werkgever een hoger bedrag, dan is er sprake van een bovenmatig deel. Dit deel moet hij als loon belasten bij de werknemer of hij kan ervoor kiezen om het aan te wijzen als eindheffingsloon ten laste van de vrije ruimte. Onder zakelijke kilometers valt ook het woon-werkverkeer van de werknemer.
Alleen het bedrag van de gerichte vrijstelling gaat omhoog. Het is aan de werkgever om dit ook in de arbeidsvoorwaarden van de werknemer door te voeren. Dit is niet verplicht.
Minimumloon 10,15% hoger per 1 januari 2023
Uit de plannen die het kabinet presenteerde op Prinsjesdag 2022 blijkt dat het minimumloon per 1 januari 2023 zal stijgen met 10,15%. In de Voorjaarsnota 2022 was het nog de bedoeling van het kabinet om het minimumloon in drie stappen te verhogen met 7,5% in totaal.
Waarschijnlijk gaat het minimumloon per 1 januari 2023 met 10,15% omhoog. Dit is een verhoging van 8,05% met daarbovenop de reguliere indexatie. Werkgevers betalen in de tweede helft van 2022 aan werknemers van 21 jaar en ouder met een fulltime dienstverband minimaal € 1.756,20 bruto per maand. Dit gaat per 1 januari 2023 dus met 10,15% omhoog. De verhoging van het minimumloon loopt parallel aan de implementatie van de Richtlijn toereikende minimumlonen in de Europese Unie, waarmee het Europees Parlement onlangs instemde. Ondernemersorganisaties hebben al gewaarschuwd voor de voorgenomen stijging. Zij hameren erop dat er voor werkgevers compensatie moet komen voor de extra kosten. Het kabinet vindt de versnelling en verhoging nu passend vanwege de hoge inflatie.
Stijging minimumloon werkt direct door op groot aantal regelingen
De verhoging in 2023 wordt geregeld per algemene maatregel van bestuur (AMvB). Hierdoor stijgen de loongerelateerde uitkeringen (zoals uitkeringen, toeslagen en studiefinanciering) en het maximumdagloon automatisch mee. Ook de AOW-uitkering stijgt mee. Dit leidt tot structureel hogere overheidsuitgaven.
Ook minimumuurloon in aantocht
Naast deze minimumloonsverhoging wil het kabinet per 1 januari 2024 een wettelijk minimumuurloon invoeren. De hoogte van het minimumloon per uur hangt op dit moment af van het aantal uren dat een fulltime werkweek bedraagt in een organisatie. Bij sommige organisaties werken fulltimers 40 uur per week, bij andere 38 of 36 uur. Daardoor heeft een werknemer die 40 uur per week werkt een lager minimumuurloon dan iemand die 36 uur per week werkt. Maar met de Wet invoering minimumuurloon moet het minimumuurloon straks niet meer afhangen van de lengte van de werkweek. Minimumloonverdieners die meer dan 36 uur per week werken – bijvoorbeeld 40 uur – gaan er na inwerkingtreding van het minimumuurloon nog meer op vooruit.
Bijtelling elektrische auto in 2023 en daarna
De korting op de bijtelling wegens privégebruik voor volledig elektrische auto’s wordt ook na 2022 gecontinueerd, maar wel geleidelijk afgebouwd Het huidige 6%-punt in 2022 blijft ook voor 2023 en 2024 gelden zodat de bijtelling 16% blijft. Voor 2025 gaat 5%-punt gelden en wordt de bijtelling 17%.
Catalogusprijs waarop korting van toepassing is omlaag
Daarnaast wordt de zogenoemde cap, het deel van de catalogusprijs waarop de korting van toepassing is, per 2023 verlaagd naar € 30.000 (2022: € 35.000). Deze drempelkorting van € 30.000 blijft tot en met 2025 gelden. Voor elke euro hierboven geldt een bijtellingspercentage van 22%. In het Klimaatakkoord is vastgelegd dat deze vorm van subsidie op emissievrije auto’s in 2026 volledig afgebouwd is.
Wat wijzigt er in de sociale premies per 2023?
De hoogte van de premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen voor 2023 zijn op Prinsjesdag bekendgemaakt. Het blijkt dat de rekenpremie voor de Werkhervattingskas (Whk) stijgt, maar de Awf-premie daalt. De premies uit de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn nog niet allemaal definitief.
In de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 staat dat het premiepercentage voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) opnieuw 17,90% blijft. Ook voor de Algemene Nabestaandenwet (ANW) blijft het premiepercentage hetzelfde, en wel 0,10%. De premie voor de Werkhervattingskas (Whk) stijgt iets van 1,52% naar 1,53%.
De premies voor het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) dalen. De premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) voor kleine werkgevers daalt ook iets, maar voor grote werkgevers gaat die juist iets omhoog.
Dit zijn de voorlopige sociale premies voor 2023:
Premie | 2022 | 2023 |
Ouderdomsfonds (AOW) | 17,90% | 17,90% |
Nabestaandenfonds (ANW) | 0,10% | 0,10% |
Awf-laag | 2,70% | 2,64% |
Awf-hoog | 7,70% | 7,64% |
Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) | 0,68% | 0,68% |
Aof-kleine werkgevers | 5,49% | 5,46% |
Aof-grote werkgevers | 7,05% | 7,11% |
Uniforme opslag kinderopvang (Aof) | 0,50% | 0,50% |
Werkhervattingskas (rekenpremie) (Whk) | 1,52% | 1,53% |
Werkgeversheffing ZVW daalt per 2023
De Zorgverzekeringswet (ZVW) valt in 2023 goedkoper uit voor werkgevers. De werkgeversheffing ZVW daalt namelijk van 6,75% naar 6,68%. Hiervoor geldt wel een maximum, het zogenoemde maximumbijdrageloon: boven dit bedrag hoeven werkgevers geen heffing te betalen. Uit de Macro Economische Verkenning 2023 blijkt dat het maximumbijdrageloon voor de ZVW in 2023 omhoog gaat naar € 66.952. In 2022 geldt nog een maximumbijdrageloon van € 59.706.
Opnieuw daling werknemersbijdrage ZVW
Voor sommige werknemers hoeft de werkgever geen werkgeversheffing te betalen, zoals voor ex-werknemers, pseudo-werknemers en directeuren-grootaandeelhouders die niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. De werknemer draait in dat geval zelf op voor de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Ook deze werknemersbijdrage daalt per 2023 en gaat van 5,50% naar 5,43% van het brutoloon. Net als voor de werkgeversheffing geldt ook voor de werknemersbijdrage het maximumbijdrageloon.
Flinke stijging van de arbeidskorting
Om meer werken meer te laten lonen, verhoogt het kabinet onder andere de arbeidskorting flink. De maximale algemene heffingskorting komt voor 2023 uit op € 3.070. Iedere werknemer die in loondienst werkt, heeft bij één werkgever recht op toepassing van de loonheffingskorting. Loonheffingskorting is de verzamelnaam voor alle kortingen op de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Hieronder vallen de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de ouderenkorting, de alleenstaande-ouderenkorting, de jonggehandicaptenkorting en de levensloopverlofkorting.
Voor 2022 en 2023 zijn de bedragen en percentages van de heffingskortingen als volgt. De cijfers voor 2023 zijn nog onder voorbehoud:
Heffingskortingen | 2022 | 2023 |
Maximale algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd | € 2.888 | € 3.070 |
Maximale algemene heffingskorting vanaf AOW-leeftijd | € 1.494 | € 1.583 |
Afbouwpercentage algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd | 6,007% | 6,095% |
Afbouwpercentage algemene heffingskorting vanaf AOW-leeftijd | 3,106% | 3,141% |
Minimale algemene heffingskorting | € 0 | € 0 |
Maximale arbeidskorting | € 4.260 | € 5.052 |
Maximaal afbouwpercentage arbeidskorting | 5,86% | 6,51% |
Minimale arbeidskorting | € 0 | € 0 |
Maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting | € 2.534 | € 2.694 |
Jonggehandicaptenkorting | € 771 | € 820 |
Besluit Gedifferentieerde premie Werkhervattingkas, WGA en Ziektewet gepubliceerd
De parameters voor de gedifferentieerde premies WHK,WGA en ZW zijn hier terug te vinden.
Inkomstenbelasting omlaag in 2023
Werknemers betalen in 2023 naar verwachting minder inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Het laagste tarief daalt van 37,07% naar 36,93%, en het bedrag waarover dit laagste tarief verschuldigd is, neemt behoorlijk toe. Dat stijgt volgens het Belastingplan 2023 van € 69.398 naar € 73.031.
Hieronder staan de verwachte tarieven voor 2023 op een rijtje.
Tot AOW-leeftijd
2022 | 2023 | |
Tarief eerste schijf | 37,07% | 36,93% |
waarvan inkomstenbelasting | 9,42% | 9,28% |
waarvan volksverzekeringen | 27,65% | 27,65% |
Lengte eerste schijf | € 35.472 | € 37.149 |
Tarief tweede schijf | 37,07% | 36,93% |
waarvan inkomstenbelasting | 37,07% | 36,93% |
Lengte tweede schijf | € 33.926 | € 35.882 |
Tarief derde schijf | 49,50% | 49,50% |
waarvan inkomstenbelasting | 49,50% | 49,50% |
Lengte derde schijf | restant | restant |
Voor AOW’ers van na 1945
2022 | 2023 | |
Tarief eerste schijf | 19,17% | 19,03% |
waarvan inkomstenbelasting | 9,42% | 9,28% |
waarvan volksverzekeringen | 9,75% | 9,75% |
Lengte eerste schijf | € 35.472 | € 37.149 |
Tarief tweede schijf | 37,07% | 36,93% |
waarvan inkomstenbelasting | 37,07% | 36,93% |
Lengte tweede schijf | € 33.926 | € 35.882 |
Tarief derde schijf | 49,50% | 49,50% |
waarvan inkomstenbelasting | 49,50% | 49,50% |
Lengte derde schijf | restant | restant |
Voor AOW’ers van vóór 1946
2022 | 2023 | |
Tarief eerste schijf | 19,17% | 19,03% |
waarvan inkomstenbelasting | 9,42% | 9,28% |
waarvan volksverzekeringen | 9,75% | 9,75% |
Lengte eerste schijf | € 36.409 | € 38.703 |
Tarief tweede schijf | 37,07% | 36,93% |
waarvan inkomstenbelasting | 37,07% | 36,93% |
Lengte tweede schijf | € 32.989 | €34.328 |
Tarief derde schijf | 49,50% | 49,50% |
waarvan inkomstenbelasting | 49,50% | 49,50% |
Lengte derde schijf | restant | restant |
Laag tarief VPB in één klap van 15% naar 19%
Ondernemingen gaan weer sneller het hoge tarief in de vennootschapsbelasting (VPB) betalen over hun winst. Vanaf 1 januari 2023 geldt het lage VPB-tarief nog maar tot een winst van € 200.000. Nu ligt de grens nog op € 395.000. Bovendien stijgt het lage tarief van 15% naar 19%.
Aan het hoge tarief verandert vooralsnog niets. Schematisch ziet de ontwikkeling er zo uit:
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Laag tarief | 16,5% | 15% | 15% | 19% |
Winstgrens | € 200.000 | € 245.000 | € 395.000 | € 200.000 |
Hoog tarief | 25% | 25% | 25,8% | 25,8% |
Fiscale eenheid opheffen of opknippen?
Door de verhoging van de winstgrens voor het lage VPB-tarief de afgelopen jaren, is het voor sommige concerns aantrekkelijker geworden om een fiscale eenheid voor de VPB op te breken. De Belastingdienst ziet de ondernemingen in een fiscale eenheid namelijk als één belastingplichtige, en telt de winsten bij elkaar op. Daarmee kan de fiscale eenheid dus ook maar één keer profiteren van het lage tarief. Door de fiscale eenheid op te heffen, kan elke onderneming afzonderlijk profiteren. Nu de winstgrens weer omlaaggaat, wordt dit een minder aantrekkelijke route, zo schrijft het kabinet in het Belastingplan 2023. Min of meer hetzelfde geldt voor het ‘opknippen’ van een concern in meerdere ondernemingen. Voor dit mogelijke gevolg is bij het verhogen van de winstgrens steeds aandacht gevraagd in de Tweede Kamer. Het kabinet heeft daarop eerder al toegezegd dat wordt gemonitord of concerns zich daadwerkelijk vaker opsplitsen om fiscale redenen.
Zelfstandigenaftrek daalt versnelt naar € 900 in 2027
Het kabinet zet de komende jaren flink meer vaart achter het afbouwen van de zelfstandigenaftrek. Oorspronkelijk zou dit belastingvoordeel voor onder meer zzp’ers in 2036 zijn afgebouwd tot € 3.240. Maar nu is het de bedoeling dat de aftrek in 2027 nog maar € 900 bedraagt.
Een ondernemer voor de inkomstenbelasting kan aanspraak maken op de zelfstandigenaftrek als hij aan het urencriterium voldoet. Dat houdt in dat de ondernemer per jaar minstens 1.225 uur aan de onderneming moet besteden.
De overheid is al langer bezig om de zelfstandigenaftrek af te bouwen. Eén van de redenen is het verkleinen van de fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers. Het tijdpad voor het verlagen van de aftrek is al verschillende keren aangepast en versneld. Vorig jaar was het nog de bedoeling om de zelfstandigenaftrek terug te brengen naar € 3.240 in 2036. Maar in het coalitieakkoord heeft het nieuwe kabinet al besloten dat het nog sneller moet.
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | |
Zelfstandigenaftrek | € 6.310 | € 5.030 | € 3.750 | € 2.470 | € 1.200 | € 900 |
Andere vormen van ondernemersaftrek ongemoeid
Naast de zelfstandigenaftrek zijn er nog meer vormen van belastingaftrek voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium. Voorbeelden zijn de startersaftrek en de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk. Voor deze belastingkortingen heeft het kabinet in de begroting vooralsnog geen nieuwe wijzigingen voorgesteld.
Tarief in box 3 gaat komende jaren naar 34%
In het Belastingplan 2023 is opgenomen dat het huidige tarief in box 3 met 1%-punt per jaar verhoogd wordt naar 34% in 2025. De vrijstelling voor box 3 gaat per 2023 omhoog van € 50.650 naar € 57.000.
Voor de jaren 2023-2025 gaat de Overbruggingswet box 3 gelden. Hierna moet er nieuwe wetgeving komen.
Wijzigingen in de energiebelasting
In het Belastingplan 2023 zijn verschillende wijzigingen van de energiebelasting voorgesteld om de stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen van huishoudens en het midden- en kleinbedrijf (mkb) te beperken. Hierbij gaat het onder andere om een verlaging van het tarief en een verhoging van de belastingvermindering.
De hoge gas- en energieprijzen hebben gevolgen voor zowel particulieren als organisaties. Het kabinet neemt een aantal incidentele maatregelen in 2023 vanwege deze hoge prijzen. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:
- een daling van de tarieven in de eerste verbruiksschijf van de energiebelasting (hierdoor daalt het tarief voor het gas en de elektriciteit);
- een verhoging van de vermindering van de energiebelasting met € 284,39 (exclusief BTW) ten opzichte van 2022.
Daarnaast neemt het kabinet voor de meest kwetsbare huishoudens aanvullende maatregelen zoals het verhogen van de zorgtoeslag en een eenmalige energietoeslag via gemeenten.
Energiemaatregelen uit coalitieakkoord
In het coalitieakkoord zijn ook afspraken gemaakt om een prikkel te geven, zodat het gebruik van aardgas afneemt. Op basis daarvan was het de bedoeling om de tarieven in de energiebelasting per 2023 en 2024 aan te passen. Het kabinet stelt nu voor om de tariefaanpassingen een jaar uit te stellen. Dit betekent het volgende:
- het vanaf 2024 stapsgewijs verlagen van het tarief voor elektriciteit in de eerste verbruiksschijf en het stapsgewijs verhogen van het tarief voor aardgas in de eerste verbruiksschijf. Dit moet zorgen voor een ontmoediging van het gebruik van aardgas en het aantrekkelijker maken van verduurzamingsopties zoals isolatie;
- het minder degressief maken van de tariefstructuur in de energiebelasting met structureel € 500 miljoen en het structureel verlagen van het tarief in de tweede en derde verbruiksschijf voor elektriciteit met € 500 miljoen. Dit gaat in twee stappen in de tarieven van de energiebelasting (2024 en 2025). Het doel is om de verduurzamingsprikkel te vergroten.
Het kabinet stelt verder nog een vereenvoudiging voor van de energiebelasting. Op dit moment geldt er een extra heffing op het verbruik van stroom en gas: de Opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Het kabinet stelt voor om de ODE-tarieven per 1 januari 2023 te integreren in de tarieven van de energiebelasting. Per 1 januari 2024 is het dan mogelijk om de Wet ODE in te trekken.
Lagere accijnstarieven op brandstoffen verlengd
Het kabinet wil de verlaagde accijnstarieven die gelden sinds 1 april 2022 verlengen tot en met 30 juni 2023. Op 1 april 2022 verlaagde het kabinet de accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG fors om zo de stijgingen voor brandstoffen te dempen.
De tijdelijke maatregel, die geldt van 1 april tot en met 31 december 2022, is vastgelegd in de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022. Omdat de energieprijzen langere tijd hoog blijven, stelt het kabinet voor om de verlaagde accijnstarieven te verlengen tot en met 30 juni 2023. Dit heeft een behoorlijke invloed op de reiskosten die worden gemaakt. De verlaging bedraagt per liter ongelode benzine € 0,173, diesel € 0,111 en LPG € 0,041.
Voor de periode 1 juli tot en met 31 december 2023 stelt het kabinet voor om de hoge brandstofprijzen incidenteel gedeeltelijk te blijven dempen om zo huishouden te kunnen blijven ondersteunen. Per 1 juli 2023 worden de tarieven vermeerderd met het bedrag van de uitgestelde indexatie die zou hebben plaatsgevonden per 1 januari 2023 zonder verlaging van de accijnstarieven.
Per 1 juli 2023 wordt verder de uitgestelde verhoging van het accijnstarief voor diesel doorgevoerd. De hoge brandstofprijzen worden in de tweede helft van 2023 gedempt doordat de verlaging die sinds 1 april 2022 geldt voor de helft van de oorspronkelijke verlaging in stand blijft. De accijnstarieven per liter bedragen per 1 juli 2023 voor ongelode benzine dus € 0,7891, voor diesel € 0,5163 en voor LPG € 0,1882.
Per 2025 meer mogelijkheden voor recht op LKV
Per 2025 wil het kabinet enkele wijzigingen aanbrengen in het systeem van de loonkostenvoordelen (LKV) en het lage-inkomensvoordeel (LIV). De wijzigingen worden beschreven in de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), die werd gepresenteerd op Prinsjesdag.
De Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL) kent twee tegemoetkomingen voor werkgevers: het lage-inkomensvoordeel (LIV) en loonkostenvoordeel (LKV) (artikel). Werkgevers kunnen een LKV ontvangen voor de volgende groepen werknemers: uitkeringsgerechtigden van 56 jaar en ouder, arbeidsgehandicapten, herplaatste arbeidsgehandicapten en werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden. LKV’s zijn tegemoetkomingen per werknemer per uur die een organisatie kan krijgen voor het (opnieuw) in dienst nemen van een werknemer uit één van de doelgroepen. Als het aan het kabinet ligt, gaat er per 2025 het een en ander veranderen ten aanzien van deze tegemoetkomingen.
Wijzigingen voor LKV en LIV per 2025
De begroting van het ministerie van SZW beschrijft de volgende wijzigingen voor de LKV’s en het LIV die het kabinet per 1 januari 2025 wil doorvoeren:
- Voor de uitkeringsgerechtigden van 56 jaar en ouder, arbeidsgehandicapten en herplaatste arbeidsgehandicapten moet een nieuwe werkgever straks LKV kunnen ontvangen voor een werkgever die eerder een doelgroepverklaring heeft ontvangen waarvan de looptijd nog niet is verstreken.
- De voorwaarden van het LKV herplaatste arbeidsgehandicapte werknemer worden gewijzigd, waardoor werkgevers vaker aanspraak kunnen gaan maken op dit LKV.
- Het LKV werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden moet structureel beschikbaar worden. Dit maakt dan een einde aan de maximale drie jaar die nu geldt. Ook moeten werkgevers dit LKV kunnen toepassen voor alle werknemers die ze in dienst hebben, en niet alleen voor de werknemers die onlangs in dienst zijn getreden, en wordt de doelgroepverklaring afgeschaft.
- Het LIV wordt afgeschaft als gevolg van de hervorming van het pensioenstelsel.
Voor de aanpassingen is een wetswijziging nodig.
Voordat het LIV in 2025 wordt afgeschaft, nemen de uitgaven hiervoor wel eerst nog toe. Door de verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) per 1 januari 2023, nemen de uitgaven voor het LIV in 2024 (vanwege de uitbetaling in 2025) naar schatting toe met € 170,0 miljoen. In 2024 kost dit de overheid uiteindelijk geen extra geld. Vanaf 2025 (uitbetaling vindt plaats in 2026) wordt het LIV afgeschaft. Ook de kosten voor het jeugd-LIV nemen toe door de verhoging van het WML. In 2024 (vanwege de uitbetaling in 2025) leidt dit tot een stijging van de uitgaven van naar schatting € 9,0 miljoen. Per 2024 wordt het jeugd-LIV afgeschaft, net als het LIV als gevolg van de hervorming van het pensioenstelsel.